[De balkonscène uit Romeo en Julia]

(Romeo staat onder het balkon van Julia’s huis. Julia komt naar het balkon.)

Romeo:
Maar, zachte! Wat licht door yonder venster breekt?
Het is het oosten, en Julia is de zon.
Arise, faire zon, en doof de jaloerse maan,
Die bleek is en haar zilv’ren mantel kleurt
Tegen het ziek verliefde zuchten van de nacht.
Zie, hoe zij leunt haar wang op haar hand!
O, ware ik een handschoen op die hand
Om daar haar wang te raken, ze was zo zacht!

(Regieaanwijzingen: Romeo’s lichaamstaal is vol verlangen en bewondering terwijl hij naar Julia kijkt. Zijn stem klinkt poëtisch en gepassioneerd. Het tempo van zijn spraak is rustig maar vol emotie. Hij maakt gebruik van de ruimte door zijn blik naar het balkon te richten, alsof hij Julia daadwerkelijk ziet.)

Julia:
O Romeo, Romeo! Waarom ben jij Romeo?
Verloochen je vader, en weiger je je naam.
Of, indien gij niet zult, wees maar gezworen mijn lief,
En ik zal geen Capulet meer zijn.

(Regieaanwijzingen: Julia’s lichaamstaal is beschaamd maar liefdevol als ze naar Romeo kijkt. Haar stem klinkt zacht en teder, maar ook vastberaden. Het tempo van haar spraak is iets sneller dan Romeo’s, maar nog steeds doordrenkt van emotie. Ze beweegt zich niet veel, maar haar handen kunnen af en toe haar gezicht aanraken als ze spreekt.)

Romeo:
Zweer niet; en al ben ik wellicht verdoemd,
Mijn liefde voor jou zal ik niet verloochenen.
En toch ben ik niet de hand die mijn ziel kan sturen.
Laat mij maar ‘s mans trouwe zijn,
Alleen maar om jouw naam te zijn, mijn lief,
Roep mij maar liefde, en ik zal voortaan geen Montague meer zijn.

(Regieaanwijzingen: Romeo stapt langzaam naar voren terwijl hij spreekt, alsof hij dichter bij Julia wil komen. Zijn stem klinkt vastberaden maar ook kwetsbaar. Het tempo van zijn spraak is nog steeds langzaam, maar met een toename van vastberadenheid. Hij gebruikt gebaren om zijn woorden kracht bij te zetten.)

Julia:
Wat is Montague? Het is geen hand, geen voet,
Geen arm, geen gezicht, geen enkel ander deel
Behorend tot een man. O, wees enkel mijn lief,
En ik zal geen Montague zijn.

(Regieaanwijzingen: Julia staat stil terwijl ze spreekt, haar lichaamstaal is rustig maar vastberaden. Haar stem klinkt resoluut maar ook liefdevol. Het tempo van haar spraak is iets sneller dan voorheen, met een duidelijke nadruk op de laatste zin. Ze maakt gebruik van de ruimte door naar Romeo te kijken, alsof ze hem rechtstreeks aanspreekt.)

Romeo:
Zal ik luisteren, voor uw lieve zacht gezag,
En over mijn naam, die vijandelijk tegenover u is,
Maak ik maar een haatdragend bondgenootschap.
Ik heb u geroepen, maar liefst, wees mijn lief.

(Regieaanwijzingen: Romeo knielt neer terwijl hij spreekt, zijn lichaamstaal is eerbiedig en liefdevol. Zijn stem klinkt plechtig maar ook vol liefde. Het tempo van zijn spraak is langzaam, bijna bezwerend. Hij maakt gebruik van de ruimte door zijn handen naar Julia uit te strekken.)

Julia:
Ik neem u bij uw woord; roep mij maar liefde,
En ik zal voortaan geen Capulet meer zijn.

(Regieaanwijzingen: Julia’s lichaamstaal is ontroerd terwijl ze naar Romeo kijkt, haar stem klinkt zacht maar vol overtuiging. Het tempo van haar spraak is langzaam en plechtig. Ze blijft op het balkon staan, maar haar handen kunnen naar voren worden uitgestrekt als teken van acceptatie.)

(Beide personages kijken elkaar liefdevol aan, en de scène eindigt.)