Personages:
- Anna: Een bezorgde en geheimzinnige vrouw.
- Thomas: Een serieuze en betrouwbare man.
(De scène speelt zich af op een verlaten pad in het bos, ver weg van nieuwsgierige ogen.)
Anna: (zenuwachtig) Thomas, ik ben zo blij dat je bent gekomen. We moeten praten, het is belangrijk.
Thomas: (serieus) Natuurlijk, Anna. Wat is er aan de hand? Je klonk zo bezorgd aan de telefoon.
Anna: (fluisterend) Het gaat over het geheim. Het geheim dat we allebei delen. Ik ben bang dat iemand te dichtbij komt om de waarheid te ontdekken.
Thomas: (fronsend) Hoe bedoel je? Heeft iemand iets ontdekt?
Anna: (knikt bezorgd) Ik heb het gevoel dat we worden achtervolgd, dat iemand ons op het spoor is. We moeten voorzichtig zijn, Thomas, voorzichtiger dan ooit.
Thomas: (bedachtzaam) Ik begrijp het, Anna. We moeten ons verenigen en er zeker van zijn dat ons geheim veilig blijft. Wat stellen je voor dat we doen?
Anna: (met vastberadenheid) We moeten onze krachten bundelen, ons netwerk versterken. Misschien is het tijd om enkele extra voorzorgsmaatregelen te nemen.
Thomas: (instemmend) Goed idee. Laten we vanavond bijeenkomen, op een veiligere locatie. We moeten dit bespreken zonder enige kans op afluistering.
Anna: (opgelucht) Dank je, Thomas. Ik weet dat ik op jou kan rekenen. Samen zullen we dit doorstaan, wat er ook gebeurt.
Thomas: (met een vastberaden blik) Altijd, Anna. We zijn in dit samen, tot het einde.
(Anna en Thomas delen een blik van vertrouwen en verbondenheid, vastbesloten om hun geheim veilig te houden.)
(Einde van de scène.)